Aanpak racisme in voetbalstadions kan wel wat creatiever
Twee weken geleden kwamen voetbalbond KNVB en het kabinet bijeen om te spreken over het tegengaan van racisme in voetbalstadions. Aanleiding waren de racistische spreekkoren van FC Den Bosch-supporters richting Excelsior-speler Ahmad Mendes Moreira. Die spreekkoren leidden terecht tot grote maatschappelijke verontwaardiging.
Vaak gaat maatschappelijke verontwaardiging gepaard met de roep om strenge straffen. Dat is ook nu het geval. De KNVB komt met oplossingen die daarmee geheel in lijn zijn, zoals een stadionverbod voor de daders in combinatie met een meldplicht en strafrechtelijke vervolging.
‘Zwaartepunt van het aanvalsplan ligt op vergroting van de pakkans en op zwaardere straffen’
Sport-minister Bruno Bruins zoekt het in het gebruik van slimme camera’s om daders sneller op te kunnen sporen in het stadion en in een app om anoniem melding te maken van een incident, zodat nog in het stadion kan worden opgetreden. Bruins belooft ook een half miljoen euro uit te trekken voor een campagne tegen discriminatie.
Het zwaartepunt van het aanvalsplan ligt hierbij overduidelijk op het vergroten van de pakkans en het opleggen van zwaardere straffen. ‘Je grijpt de raddraaiers in hun nek’, aldus KNVB-directeur Eric Gudde. De harde aanpak van daders zal ongetwijfeld enig effect hebben. Maar het is – om maar in voetbaltermen te blijven – een gemiste kans als het hierbij zou blijven. Dat heeft twee redenen.
Overtuiging
In de eerste plaats worden met alleen hard straffen de overtuigingen van de supporters die zich schuldig maken aan racisme, niet aangepakt. Ze zullen zich in het zicht van de camera anders gedragen maar daarbuiten niet.
In de tweede plaats is een aanpak die steunt op camera’s en stadionverboden vooral geschikt voor het profvoetbal. Maar discriminatie doet zich ook voor op de velden van de amateurs in Bakkeveen, Hoorn en Zwijndrecht. Daar waar geen camera’s staan en geen stadionverboden worden opgelegd.
Het is voor een effectief aanvalsplan daarom belangrijk dat ook wordt gezocht naar manieren om het denken en doen van supporters te veranderen, ook als er geen camera’s in de buurt zijn en geen stadionverbod of strafrechtelijke vervolging dreigt.
Zo’n plan begint met het beter begrijpen van een van de verklaringen voor discriminatie door voetbalsupporters. Die verklaring kan worden gevonden in wat in de psychologie ook wel de ingroup-outgroup bias wordt genoemd. Het horen bij een groep, zoals een groep voetbalsupporters, is volgens de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan David Haidt als het horen bij een stam. Het geeft veiligheid en draagt bij aan een gevoel van eigenwaarde. Dat gevoel wordt nog eens versterkt door de verschillen met een andere groep, in dit geval de andere club, uit te vergroten en aan die tegenstander vooral negatieve eigenschappen toe te schrijven. Wie niet bij onze groep hoort is dom, kan niet voetballen en ziet er raar uit. Zo wordt de afstand tot de ‘vijand’ vergroot. En hoe groter de afstand, hoe minder goed we ons in de ander kunnen inleven. Met het inlevingsvermogen verdwijnen in het uiterste geval ook de normale omgangsvormen en grenzen van fatsoen.
Er is een paar oplossingen denkbaar om de gevolgen van dit ingroup-outgroup effect te beperken. De eerste strategie is het herdefiniëren van de groep. Als spelers van jouw club laten zien dat ze ook bij een andere groep horen, dan verkleint dat de afstand tot alle leden van die nieuwe groep. Het gebaar van Frenkie de Jong en Georginio Wijnaldum, die hun witte en gekleurde hand ineen sloegen, is veel meer dan symboliek alleen. Ze laten zien dat ze tot dezelfde groep horen, een groep waarmee supporters zich kunnen identificeren. Voetballers van verschillende clubs zouden zich in woorden en beelden vaker kunnen afficheren als onderdeel van een groep die voorbij de clubgrenzen gaat.
Perspectief
Een andere strategie om de afstand tussen groepen te verkleinen is mensen zich te laten verplaatsen in het perspectief van de ander. Stanford-professor Jeremy Bailenson doet al bijna twintig jaar onderzoek naar het verkleinen van de gevoelde afstand tussen groepen. Hij deed onder meer experimenten met het vertonen van virtual reality films waarin de kijker letterlijk in het leven van iemand anders stapt. Zoals een film die de kijker laat ervaren hoe het is om een zwarte kleuter, tiener en volwassene te zijn in de Verenigde Staten. Het resultaat is beklemmend. Zijn onderzoek laat zien dat de kijkers zich, door te ervaren wat de hoofdpersoon doormaakt, beter kunnen inleven in de emoties van iemand met dezelfde kenmerken als de hoofdpersoon en meer empathie tonen. En juist empathie is een belangrijke voorwaarde voor normale sociale omgangsvormen.
Een film waardoor voetbalsupporters écht ervaren hoe het is om een gekleurde voetballer te zijn, te worden toegejuicht als je scoort, maar ook hoe het is als honderden mensen racistische teksten naar je roepen, zou dus een veel effectievere manier kunnen zijn om het racismeprobleem op te lossen. Vooral als in zo’n film ook de tribune in beeld wordt gebracht en blijkt dat degene die de teksten roept, iemand is zoals de kijker zelf.
Op 31 januari wordt het aanvalsplan tegen racisme in het voetbal gepresenteerd. Genoeg tijd om een aanpak te ontwikkelen die verder gaat dan ‘wie niet horen wil moet voelen’. Een nieuwe aanpak die bovendien niet alleen discriminatie aanpakt in de stadions van de profclubs, maar ook op de amateurvelden. Het zou mooi zijn als de gebeurtenissen in het stadion van FC Den Bosch het startpunt zijn van een aanpak die komt tot de kern en niet alleen de symptomen bestrijdt.
Deze expertbijdrage is oorspronkelijk verschenen in het Financieel Dagblad en is voor FD-abonnees ook te lezen via https://fd.nl/auteur/femke-de-vries.
Auteur: Femke de Vries, managing partner bij &samhoud, bijzonder hoogleraar toezicht aan de RUG en oud-bestuurslid van toezichthouder AFM. Reageer via expert@fd.nl.